Santiago is vernoemd naar Sint Jakobus (Sant-Iago), een van Jezus' discipelen. Zijn stoffelijk overschot zou door twee van zijn volgelingen in een stenen boot zijn gelegd na zijn martelaarsdood in Palestina.

Volgens de legende zeilde het schip, in zeven dagen naar de provincie Galicië in het Noordwesten van Spanje, geleid door engelen. Hier werd het lichaam begraven aan de berg Libredón. Het apostolische graf raakte daarna in de vergetelheid, tot het rond 842 herontdekt werd door de kluizenaar Paio.

Na deze vondst groeide de graftombe uit tot een belangrijke plaats voor het Christendom. Dit kwam mede doordat Jakobus persoonlijk ingegrepen zou hebben in de Spaanse geschiedenis. Bij een veldslag tussen Christenen en Moren bij Clavijo verscheen de apostel te paard en nam deel aan de strijd. Zijn bijnaam ‘matamores’, doder van Moren, is hieraan ontleend.

Gelovigen wilden zich rechtstreeks wenden tot deze actieve en machtige heilige en dus gingen ze op bedevaart naar Santiago. Hoe meer er naar de relieken van Jakobus trokken, des te meer werd hij de beschermheilige en helper van pelgrims, waardoor hij bijzonder populair werd, ook buiten Spanje.

Maar de wonderbaarlijke verhalen over de apostel Jakobus waren niet de enige reden dat Santiago in de middeleeuwen zo’n belangrijk bedevaartsoord werd. Dit kwam namelijk ook door het feit dat de Abdij van Cluny (Frankrijk), in de 11e eeuw de godsvrede-beweging ging stimuleren die erop gericht was in West-Europa een grotere veiligheid te bewerkstelligen.

Deze eerste kerkelijke vredesbeweging stimuleerde niet alleen giften aan kerken en kloosters, maar ook de bedevaarten naar Santiago en daarmee de opkomst van de Romaanse kunst langs de pelgrimswegen. De invloed van de architectuur van Cluny is daardoor tot in Spanje merkbaar.

jacobus

Oorspronkelijk werd de Jakobsroute niet alleen gebruikt door pelgrims, maar ook door handelaars, soldaten en boeren, die met hun wagens naar de markt in nabij gelegen dorpen reden.

Over het vermeende graf van Jakobus verrees een machtige basiliek. De kathedraal heeft de vorm van een kruiskerk. Zij werd vanaf 1077 onder Alfonso VI van Kastilië gebouwd op de resten van een eerdere kerk uit 800. Het zuidportaal is in Romaanse stijl, het westportaal is Barok, de noordkant Neo-classistisch en de kloostergang Gotisch.

De kathedraal is 97 m lang en 22 m hoog. In 1985 werd de kathedraal als UNESCO Werelderfgoed verklaard. De kathedraal is bovendien afgebeeld op de Spaanse Euromunten van 1, 2 en 5 cent.

Omdat er meer steden zijn die Santiago heten, wordt veelal de toevoeging “de Compostela” gebruikt. De gecombineerde naam kan dan ook worden vertaald als: “Santiago, bijgenaamd Compostela”.

Meestal wordt gezegd dat de bijnaam komt van “Campus Stellae” (Sterrenveld), vanwege de ster die, volgens de overlevering, het gebeente van Jakobus op deze plaats heeft aangewezen. Een andere verklaring is dat de naam naar een “begraaf- plaats” verwijst (denk aan ons woord “compost”).

Oorspronkelijk werd de heilige Jakobus enkel afgebeeld als grijsaard en apostel. Voor de 12e eeuw ziet men hem dan ook slechts vergezeld van het algemene apostelattribuut: het boek. Ook verschijnt het zwaard, oorspronkelijk alleen als symbool voor zijn onthoofding, maar later ook als teken van zijn beschermheerschap over strijders, ridders en krijgslieden.

Het zwaard heeft vaak de vorm van een rood kruis waarvan de dolkvormige dwarsarmen eindigen in lelies

Sinds de late middeleeuwen is de schelp het voornaamste attribuut van Jakobus in de christelijke iconografie.

Deze schelpen worden gevonden langs de Galicische kust en worden daar gekweekt. Die dieren die in de schelpen leven zijn een gewilde delicatesse in de Galisische restaurants onder de naam “vieira”.

De schelp is veelal bevestigd aan de hoed, mantel of knapzak van Jakobus. Daarnaast wordt hij als pelgrimsvader meestal ook afgebeeld met een staf en kalebasfles.